Voor sommige mensen is genderdysforie een reëel probleem; er zijn professionals die hen op een verantwoorde wijze begeleiden. Toch is het opmerkelijk dat er in een korte periode ineens veel meer mensen in gevecht met hun biologische geslacht raken.
Het aantal transmannen dat zich meldde bij het Kennis- en Zorgcentrum Genderdysforie van het Amsterdam UMC – in Nederland hét centrum voor mensen met genderdysforie – vertienvoudigde van 2006 tot 2016; bij transvrouwen gaat het om een verachtvoudiging. Er komen elke maand ongeveer honderd mensen bij. Deze toename heeft ongetwijfeld te maken met een veranderd denkklimaat; transitie is niet langer een taboe. De vrouw die denkt dat ze man is – en omgekeerd – hoeft zich niet meer te verstoppen.
Toch is het goed om verder te denken, ook omdat de impact van een transitie groot is en meestal een onomkeerbaar traject. Zomaar wat vragen:
- Als het chromosoom dat het biologische geslacht bepaalt in elke lichaamscel terug te vinden is, zal een transitie iemand dan daadwerkelijk gelukkig maken?
- Hoe komt het dat het aantal meisjes dat trans denkt te zijn exponentieel is gestegen?
- Wat als iemand spijt krijgt?
- Realiseren jongeren en professionals zich voldoende dat verwarring over de seksuele identiteit bij 80 tot 90 procent (!) na de puberteit verdwenen is, zonder ingrijpen?
- Is iedereen zich er voldoende van bewust dat zo’n 70 procent van de cliënten in genderklinieken ook te maken heeft met een andere psychiatrische aandoening?
- Hoe gewenst is het dat een patiënt zijn eigen diagnose stelt?
- …
Het lijkt erop dat er moed voor nodig is om dit soort vragen openlijk te stellen.